Rosalind & Mina |
Algemeen
Aan/af-signaal
Verdelingssignaal
Kleurvoorkeursignaal
Bijzondere signalen en
bijspeelwijzen
Overzicht speelsoortafhankelijke tegenspelafspraken (op pagina
Hints)
Basishouding
Informatief versus instructief
Duidelijkheid
Eenduidigheid
Informatiedilemma
Prioriteit
We signaleren niet ‘voor de tribune’: een signaal dat – bij wijze van spreken – er ‘geleerd’ uitziet voor een (denkbeeldige) toeschouwer achter de signaleerder, maar dat partner verleidt tot een ruïneus tegenspel, is een slecht signaal. Een goed signaal helpt partner het juiste tegenspel te vinden en is daarom gebaseerd op partner's perspectief op het spel: wat mag partner al verondersteld worden te weten, en wat moet partner juist door middel van een signaal van ons te weten komen.
Signalen zijn wat hun betekenis betreft te onderscheiden in twee
hoofdsoorten:
Woolsey, 2017:
275 en verder
Als we signaleren – áls – dan doen we dat zo duidelijk als we ons kunnen veroorloven. Is het vanuit onze stoel duidelijk dat de 3 van 8 6 3 2 ‘hoog’ is, partner mist alleen de 2 en zal al snel gaan denken dat de 3 onze laagste kaart is. Als we van 8 6 3 2 willen signaleren met een hoge kaart, dan spelen we de 8 mits deze kaart technisch geen slag kan kosten, anders de 6.
“Een aantal jaar geleden, toen ik nog junior was, gaf Bas Drijver een clinic. Daar kwam een spel voor waarin je moest signaleren en iemand had van 862 de 6 gegooid. Dat kwam niet door de keuring; speel de 8 bij.” ‒ Verbeek, 2014 ter: 19 |
Als regel heeft een signaal slechts één betekenis; in het algemeen mengen we geen twee betekenissen in één signaal. In het bijzonder is het fout te proberen tegelijkertijd aan/af en verdeling te signaleren, zo van ‘ik heb niks aan te signaleren, dan kan ik gratis mijn verdeling aangeven’; deze redenering is een denkfout als partner nog niet weet en niet kan bedenken dat je niks aan te signaleren hebt.
Uitzondering op dit beginsel is het combisignaal. Die doet zich alleen voor als uit het bieden bekend of uit het spelen af te leiden is dat signaleerder voldoende kaarten (minstens vijfkaart) heeft om twee betekenissen tegelijk te kunnen overbrengen, zodanig dat partner het ook kan lezen.
Feind hört mit: van elk signaal dat de tegenspelers uitwisselen, kan ook de leider profiteren, net zoals de tegenspelers kunnen profiteren van biedingen waarmee leider en blinde het eindcontract bereikt hebben. Dit ‘informatiedilemma’ is een centraal, cruciaal thema in het bridgespel. Het is met name belangrijk dat partners op één lijn zitten in hun attitude tegenover dit informatiedilemma.
Onze attitude: er worden meer contracten weggegeven door technisch verkeerd tegenspel dan doordat een (zelfs goede) leider ‘misplaatste’ signalen meeleest en er misbruik van maakt. Daarom signaleren we bij twijfel veel en eerlijk.
“Justin [Lall] verklaart na afloop dat hij ooit een wijze les van Fred Gitelman goed in zijn oren heeft geknoopt. Topspelers signaleren meestal eerlijk, omdat het helpen van partner in het merendeel van de spellen belangrijker is dan het misleiden van de leider.” ‒ Van Cleeff, 2012: 10 |
“Topspelers geven in veel meer situaties informatie. Allereerst signaleren ze in veel meer situaties eerlijk distributie. Vaak denkt men dat een topspeler niet zo ‘dom’ is om eerlijk zijn aantallen aan te geven. Ik kan u vertellen[:] topspelers gooien heel eerlijk, zeker als ze eerst een hoge en dan een lage gooien. Dit doen ze niet omdat ze ‘dom’ zijn, maar omdat het veel vaker partner helpt dan de tegenstander.” ‒ Verbeek, 2014 ter: 19 |
Uiteraard signaleren we niet veel of niet eerlijk als partner geen signaal nodig kan hebben, maar de leider wel. Zie ook gezochte honneur verbergen.
Algemene prioriteiten:
De standaardprioriteit van signalen is:
Deze prioriteit heeft betrekking op:
Deze standaardprioriteit geldt niet voor situaties waarin volgens afspraak andere signalen of bijspeelwijzen van toepassing zijn.
Verbeek, 2021 bis (signaleren algemeen); Van Cleeff en Poppe, 2021 (signaleren tegen 3SA)Het aan/af-signaal (Engels: attitude) is een instructief signaal en heeft primair betrekking op de juistheid van de lijn van het tegenspel:
Hall, 1996: 53–119 (vijf lijnen van tegenspel)
Een aan/af-signaal wordt gegeven in de voorgespeelde kleur. We signaleren ‘laag-hoog aanmoedigend’ (ook genoemd ‘omgekeerd’):
Een plaatje is nooit een afsignaal en is hooguit een bijzonder aansignaal (zie ook stortplicht, vrouw-boerconventie, dihattik).
Het aan/af-signaal geldt in het algemeen op partner's uitkomen of voorspelen, mits in de situatie een aansignaal potentieel zinvol is (met name vanuit partner's perspectief).
Zie voor wanneer dit laatste niet het geval is verder onder wanneer geldt het verdelingssignaal en wanneer geldt kleurvoorkeur.
Het aan/af-signaal geldt ook bij de
eerste afgooi van
elk van beide tegenspelers.
Auken, 2006: 67–74 (aan/af versus verdeling op de uitkomst)
Een aansignaal toont een wens tot doorspelen of aanspelen, niet zozeer een bezit.
Een afsignaal vraagt om een switch en ontkent niet per se waarden in de signaalkleur. Een ongelukkige uitkomst is nog geen reden voor een afsignaal (‘anders geeft partner misschien nóg een slag weg met een ruïneuze switch’). Evenzo is een goede uitkomst nog geen reden voor een aansignaal.
Een aan/af-signaal geeft aan wat je wilt, niet zozeer wat je hebt.
Op een uitkomst met een aas (meestal van AK+) tegen een troefcontract kunnen wij aansignaleren met een doubleton als we een aftroever willen maken. Een aansignaal op een aas toont bij ons dus niet per se de vrouw. Omgekeerd hoeven we ons met de vrouw niet verplicht te voelen aan te signaleren, als doorspelen niet het beste tegenspel lijkt.
Bij afgooien betekent een aansignaal in het algemeen een van twee zaken:
Evenzo betekent een afsignaal bij afgooien dat signaleerder de afgesignaleerde kleur niet gespeeld wil hebben dan wel niet zal vasthouden.
Zie ook aan/af-signaal in aftroefsituatie.Kleinman, 2007: 176–178 (‘mistaking suit strength for attitude’); Woolsey, 2017: 277 (aan/af is instructief); Woolsey, 1980: 45–56 (toepassingen aan/af-signaal)
Deze beschrijving (zie hier) is verwijderd.
Een verdelingssignaal toont de pariteit (even of oneven) van het aantal kaarten in de signaalkleur.
We signaleren verdeling ‘laag-hoog even’:
In een
kleur waarin we eerder
al een kaart hebben gespeeld, heeft bij ons een verdelingssignaal
betrekking op het
oorspronkelijke aantal kaarten (niet het huidige bezit).
Oorspronkelijke verdeling past beter bij laag-hoog even;
het leidt tot het spelen van dezelfde kaarten als huidige verdeling bij
hoog-laag even.
Als we in de signaalkleur al eerder een kaart hadden
gespeeld maar in een andere betekenis – bijvoorbeeld aan/af of om de slag te
nemen – dan telt die eerdere kaart niet mee als deel van een verdelingssignaal.
Bakkeren, 2007 (verdelingssignaal in tweede instantie)
Dit laatste kan het geval zijn omdat uit al dan niet nemen door de vierde hand wel gaat blijken of de kleur toekomst biedt, of omdat derde hand een hoge kaart zeker bijgespeeld zou hebben. Dat ‘zeker’ moet dan wel écht zeker zijn; derde hand kan redenen hebben om de slag te duiken maar later toch doorspelen te willen, en daarom aan te signaleren.
Als op een uitkomst met een aas tegen een troefcontract blijkens het bieden de leider hooguit een doubleton in de uitkomstkleur heeft (doordat uitkomer plus dummy daarin samen minstens negen kaarten hebben), dan signaleren we verdeling. Voorbeeld:
QJ106 | ||
AK974 |
|
|
|
West heeft in deze kleur een vijfkaart+ aangegeven (bijvoorbeeld één
hoog geopend) en start met het aas tegen een troefcontract. Beide
tegenspelers weten nu dat de leider hooguit een doubleton heeft en
uiterlijk de derde slag in de kleur kan (over)troeven. Zodoende is een
aan/af-signaal niet zinvol. Daarom signaleert oost nu verdeling.
Woolsey, 1980: 71–85 (toepassingen verdelingssignaal)
Het kleurvoorkeursignaal toont voorkeur tussen twee kleuren. De voorgespeelde kleur, de eventuele troefkleur en (bij afgooien) de signaalkleur tellen niet mee. Als aldus toch drie kleuren overblijven, heeft een kleurvoorkeursignaal betrekking op de twee waarschijnlijkste. Een kleurvoorkeursignaal dat voorkeur lijkt te tonen voor een hoogst onwaarschijnlijke kleur, kan wijzen op geen voorkeur of op voorkeur voor een troefswitch.
Het kleurvoorkeursignaal toont slechts voorkeur en is in het algemeen beslist niet dwingend; immers, vaak heeft signaleerder niet of nauwelijks voorkeur tussen de twee kleuren waartussen het signaal min of meer dwingt een keuze te maken.
Eventueel toont een middenkaart geen voorkeur. Reken er echter niet te hard op dat partner zo'n middenkaart als zodanig kan lezen. Bij keuze uit slechts twee signaalkaarten toont de laagste eventueel geen voorkeur.
In tegenstelling tot andere signalen kan ook een plaatje wel kleurvoorkeur zijn.
Zie ook Boer is laag in aftroefsituatie.
Standaardsituaties waarin we kleurvoorkeur spelen, zijn:
64 |
||
KJ973 | Q82 | |
A105 |
J1064 | ||
AK973 | Q82 | |
5 |
West heeft deze hoge kleur geopend en oost heeft gesteund.
West start tegen een troefcontract met het aas. OW weten beiden dat
zuid hooguit een singleton heeft. De kaart die oost bijspeelt, is nu
kleurvoorkeur.
Als
doorspelen van de kleur goed is, moet west dat kunnen
verzinnen.
Daarnaast kan bij uitzondering een kleurvoorkeursignaal aan de orde zijn in gevallen anders dan de bovenvermelde standaardsituaties, namelijk als voor beide tegenspelers duidelijk is dat zowel aan/af als verdeling niet nuttig kunnen zijn. Hiervoor zijn geen vaste regels te geven. Bij twijfel hebben zowel een aan/af-signaal als een verdelingssignaal voorrang op kleurvoorkeur.
Het kleurvoorkeursignaal geldt alleen als signaleerder keuze heeft uit twee of meer technisch gelijkwaardige kaarten voor wat de lopende slag betreft.
Woolsey, 1980: 98–113 (toepassingen kleurvoorkeursignaal); Auken, 2006: 80–90; Jansma, 2015: 18 (kleurvoorkeur in troefkleur); Horton, 2002: 66–70 (idem); Verbeek, 2021 bis (wanneer Lavinthal)
Dit signaal (zie hier) is afgeschaft.
Dit signaal (zie hier) is afgeschaft.
Combisignaal
Aan/af-signaal
in aftroefsituatie
Regel van zeven
Boer is laag in aftroefsituatie
Stortplicht
Vrouw-boerconventie
Coup de luxe
Dihattik
Inleggen in tweede hand
Gezochte honneur verbergen
Het beginsel van eenduidigheid stelt dat we over het algemeen geen twee betekenissen in één signaal mengen. Hierop bestaat één uitzondering: het Combisignaal (ook bekend als Regenboogsignaal). Als uit het bieden bekend is dat signaleerder voldoende kaarten in de signaalkleur heeft, namelijk minstens een vijfkaart, en als bovendien in de situatie een aan/af-signaal of een kleurvoorkeursignaal van toepassing is, dan combineren we die meteen:
Het Combisignaal geldt in alle gevallen waarin ofwel aan/af,
ofwel kleurvoorkeur van toepassing zou zijn, maar signaleerder een
bekende
vijfkaart+ heeft; bijvoorbeeld ook met een korte kleur op tafel tegen
een troefcontract.
Een volgbod op eenhoogte telt voor dit doel als een vijfkaart belovend, dus als partner van volger uitkomt, geldt het combisignaal.
Andere combinaties van verschillende signalen bestaan niet: we combineren nooit aan/af met verdeling in één signaal, nooit verdeling met kleurvoorkeur.
Als signaleerder een afgooisignaal geeft in een situatie waar partner de volgende slag een aftroever kan (trachten te) geven, dan betekent een aansignaal dat signaleerder geen aftroever kan of wil maken en liever de aangesignaleerde kleur ingespeeld wil hebben; een afsignaal betekent dat signaleerder wél een aftroever wil.
Zie als voorbeeld het praktijkgeval van spel 20 uit de finale van de
MontreAlt
Invitational in 2020 (dus wereldklasse).
Oost begint met AK. Op de tweede hoge ruiten moet west afgooien. De kaart
die hij nu afgooit, betekent:
Dit signaal (zie hier) is afgeschaft.
Als we partner een introever geven, maar een hoge kaart moeten spelen om een hogere van leider of dummy onschadelijk te maken, dan telt de boer als laag kleurvoorkeur, de vrouw of tien als hoog:
9 8 7 |
||
3 |
|
|
|
Tegen een troefcontract nemen we de slag met het aas en spelen de kleur terug voor een introever, waarbij kleurvoorkeur geldt: in situatie 1 toont de vrouw voorkeur voor de hoogste, de boer voor de laagste overige kleur (de 2 zou de heer van de leider onnodig hoog laten). In situatie 2 echter moeten we als kleurvoorkeur voor de hoogste kleur de tien spelen, voor de laagste kleur wederom de boer.
Dit principe ‘boer is laag’ geldt alleen in aftroefsituaties zoals boven; in andere gevallen waar kleurvoorkeur geldt, telt de boer juist als hoog.
Auken, 2006:
85–87
(principe en voorbeeld)
Stortplicht houdt in het verplicht bijspelen van een plaatje op een uitkomst met een bepaalde hoge honneur tegen SA, tenzij derde hand kan zien of sterk vermoeden dat dit een slag kost.
Stortplicht geldt op een ‘Royal leads’-uitkomst met een heer of vrouw tegen SA, als derde hand de naastlagere honneur heeft. Immers, meestal belooft uitkomer juist die naastlagere honneur, dus als derde hand hem heeft, moet de uitkomst wel de tweede van een sterke gebroken serie zijn en om deblokkade van die honneur vragen.
Stortplicht vervalt indien een onverwachte singleton of renonce in dummy verschijnt. Dan signaleren we aan/af. Als echter een korte kleur in dummy niet te beschouwen is als ‘onverwacht’, geldt wel gewoon de stortplicht.
De vrouw-boerconventie houdt in dat op een door partner voorgespeelde aas of heer (als geen stortplicht geldt) het bijspelen van de vrouw ook de boer belooft en partner vraagt klein na te spelen, of ten minste daartoe de optie biedt.
Het bijspelen van de vrouw volgens de vrouw-boerconventie is niet verplicht, maar is voornamelijk zinvol als er een reden is om met de boer aan slag te willen komen. Met name als partner de heer voorspeelt tegen troef, is het vaak beter het gevraagde verdelingssignaal te geven.
Consequentie van de vrouw-boerconventie is dat wanneer die geldt, we niet de vrouw mogen bijspelen van Qx. Wel mogen we van Jx de boer bijspelen; tegen een troefcontract vraagt dit (meer dan eerst de lage kaart) om doorspelen, doorgaans voor een introever.
Van AQx tegen SA doet de derde hand er vaak goed aan de vrouw te spelen. Deze speelwijze staat bekend als ‘coup de luxe’. Twee voorbeelden die de redenen voor deze speelwijze illustreren:
onbelangrijk | ||
J 9 7 6 2 | A Q 3 | |
|
Kroes en Boender: 82
‘Dihattik’ – afgeleid van ‘die had ik’ – is een benaming voor het bijspelen of afgooien van een hoge kaart, doorgaans een plaatje, met een algemeen informatieve, niet strikt voorgedefinieerde betekenis. Doel en strekking hangen af van de specifieke situatie en kunnen sterk uiteenlopen: soms vraagt een dihattik-signaal de signaalkleur te spelen, soms die juist niet te spelen; soms betekent het dat signaleerder de signaalkleur vasthoudt, soms juist niet, enzovoorts. Uiteraard is een dihattik-signaal alleen aan de orde als partner logisch kan beredeneren wat de betekenis en de bedoeling is.
Als we een dihattik-signaal geven van een serie of binnenserie, spelen we de hoogste van de serie: AKQ+, KQJ+, QJ10+, J109+, AQJ+, AJ10+, KJ10+. Een dihattik-signaal met een plaatje ontkent dus altijd de naasthogere kaart: wanneer we een vrouw bijspelen als dihattik, hebben we in elk geval niet de heer. (Een dihattik-signaal belooft vaak, maar niet altijd de naastlagere kaart; niet elke dihattik is namelijk van een serie.)
Een dihattik bijgespeeld in een door leider of dummy voorgespeelde kleur geeft als regel aan dat we de kleur stoppen:
A 4 | ||
|
onbelangrijk | |
K Q 8 7 2 |
Kelsey, 1972: 40–51 (‘Informative discards’)
Als we in de tweede hand vrijwillig een hoge kaart inleggen of opstappen van een serie – áls! – dan spelen we:
‘Hoog inleggen, laag opstappen’.
Uiteraard is inleggen of opstappen lang niet altijd goed en daarom beslist niet verplicht.
Als we gedwongen moeten inleggen van twee of meer honneurs sec, dan spelen we:
Als we een door de leider gezochte honneur willen verbergen, dan geeft de volgende manier van al dan niet ‘eerlijk’ signaleren de leider de minste informatie:
Gezochte honneur ‘omdraaien’.
Voorbeeld:
K 10 9 2 | ||
|
|
|
A Q 3 |
Aldus signaleren oost en west als tegenspelers hetzelfde, ongeacht wie van hen de gezochte honneur heeft.
Copyright © 2000–2019 Rosalind Hengeveld. |