Rosalind & Mina |
SA-biedschaal
De keuze van het openingsbod
Criteria
voor grote forcing
Openingsbiedingen
in
derde
en vierde hand
Zelfsteunende kleuren
Fast
arrival
Puntenkracht | Open | En op antwoord | Herbied | Verder bieden |
12–14 | 1 (≤ 4 ) | 1// | 1SA | verder bieden |
1 (vijfkaart) | 1/ | 1SA | verder bieden | |
15–17 | 1SA | verder
bieden |
||
18–19 | 1 | 1// | 2SA | verder bieden |
20 | 1 | 1///SA | 2-2-2SA | |
21–23 | 2 | 2 | 2SA | verder bieden |
24+ | 2 | 2/ | 2SA |
Puntenkracht | Open | En op antwoord | Herbied | Verder bieden |
9–12 | 1SA | verder bieden | ||
13–16 | 1 (≤ 4 ) | 1// | 1SA | verder bieden |
1 (vijfkaart) | 1/ | 1SA | verder bieden | |
17–18 | 1 | 1// | 2SA | verder bieden |
19–20 | 1 | 1// | 2-2-2SA | |
21–23 | 2 | 2 | 2SA | verder bieden |
24+ | 2 | 2/ | 2SA |
Dat we met
24+ verdeeld altijd 2SA herbieden, is omdat we dan heel het Niemeijer-complex ter beschikking hebben. Met
aanzienlijk meer dan 24 punten (bijvoorbeeld
met 28) herbieden we 2SA, dat na 2-2/-
forcing is,
en later nog vrijwillig iets als 4SA.
Handen
van 27+ punten komen voor slechts eenmaal per circa 13.000 handen, 28+
eenmaal per 35.000 (en dan nog ongeacht verdeling).
De onderstaande tabel presenteert richtlijnen voor de keuze van het openingsbod, in het bijzonder op eenhoogte.
Verdeling | Opening | Voorwaarde of toelichting |
verdeeld | 1//SA/2/ | zie de SA-biedschaal |
5/332 |
1/ | meestal; in elk geval altijd met 13–14 of 18–20 |
1SA |
|
|
2/ | met 21+ altijd als verdeeld, zie de SA-biedschaal | |
5422, 5431 | de vijfkaart | als regel |
54 | 1/ | soms 1 wegens herbiedingsprobleem na 1 |
5/422 | 1SA | moeilijke herbieding; SA-achtige kaart |
5440 | de vijfkaart | als regel |
544 | 1 | met tot 16 wegens herbiedingsprobleem na 1 |
4441 | 1 | altijd |
4441 | 1/ | meestal 1, eventueel 1 |
4441 | 1 | altijd |
4441 plaatje sec | 1SA | soms als verdeeld |
4441 zeer sterk | zie hier | geen structurele oplossing voor |
55xx, 6610 | hoogste kleur | altijd |
6511, 6520 | hoogste kleur | indien vrij minimaal (ook met laagste kleur langer) |
langste kleur | als regel indien sterk |
“When
it comes to suit bids, any inhibitions about point-count requirements
for opening the bidding can act like a millstone round your neck.”
‒ Kelsey, 1970: 24 |
Voor de ‘grote forcing’, de sterkste variant van de 2- of 2-opening, te weten een (op één uitzondering na) mancheforcing onevenwichtige hand, luidt het hoofdcriterium:
minstens 22 punten of 9 speelslagen
Voorts kunnen de volgende criteria een praktische leidraad in grensgevallen vormen:
Volgens het beginsel van consistentie is de betekenis van openingsbiedingen in derde en vierde hand zoveel mogelijk hetzelfde als in eerste en tweede hand. Niettemin zijn er verschillen, vooral in de hogere openingen. In het onderstaande richten we ons uitsluitend op de verschillen ten opzichte van eerste en tweede hand.
De openingen 1/// kunnen in derde hand iets zwakker zijn, maar niet veel zwakker (zie onder). Op zwakke handen met lange kleuren openen we in derde hand liever preëmptief dan op eenhoogte. Op verdeelde handen van minder dan 12, misschien 11 punten passen we als regel, behalve soms met een goede kleur voor de start. Om dezelfde reden kan een 1/-opening in derde hand bij uitzondering een sterke vierkaart zijn.
Volgens de Regeling
Bruine Stickerconventies en Hoogst Ongebruikelijke Methoden (NBB, 2017)
is er, ingeval ‘een openingsbod op éénniveau kan volgens afspraak
gedaan kan [sic] worden met een heer onder gemiddelde speelsterkte of
zwakker’
(dus minder dan circa 8 punten),
sprake van een
Hoogst Ongebruikelijke Methode in de zin van die regeling, en is dit
dus als regel niet
toegestaan. Een zeldzame psych
is wel toegestaan, echter ‘altijd op voorwaarde dat zijn partner niet
meer reden heeft om zich van de afwijking bewust te zijn dan de
tegenstanders’ (artikel 40C1 Spelregels).
Alle preëmptieve openingen kunnen – met name bij gunstige kwetsbaarheid – in de derde hand zwakker zijn dan in eerste en tweede hand. Zij kunnen echter ook juist iets sterker zijn, namelijk als we tegenover een gepaste hand toch geen manchekansen zien. De range is dus aanzienlijk wijder. Verder hebben we in de derde hand weleens een kaart minder in onze lange kleur, bijvoorbeeld een Multi 2 op een zwakke 5/332.
Izdebski, 2015: 70–87In de vierde hand is openen op een uitgesproken zwakke hand vanzelfsprekend geen goed idee. Daarom wijken alle openingen die in eerste en tweede hand zwak zijn of kunnen zijn, in de vierde hand aanzienlijk af. Sommige openingen of varianten zullen op de vierde hand in hun eerstehandsbetekenis vrijwel niet voorkomen; toch geven we – om het systeem niet onnodig moeilijker te maken – deze openingen geen totaal andere betekenis, behalve ‘om te spelen’ in evidente gevallen.
Preëmptieve openingen tonen in de vierde hand rond de 10 punten en worden als regel gedaan om ‘het bod te stelen’. Openingen op tweehoogte zonder -kleur zijn zeldzamer en sterker dan biedingen met .
Openingsbod | Betekenis | Verder bieden |
1 | In grensgevallen ongeveer
volgens Cassino count oftewel regel van 15: aantal punten + aantal ≥ 15 |
|
1 | verder bieden | |
1/ | verder bieden | |
1SA | altijd sterk (zie ook de SA-biedschaal) | |
2 | zelden zwakke twee in ; indien toch, dan circa 10–12 | vrijwel altijd 2 |
2 |
|
vrijwel altijd 2/ |
2//SA | circa 10–12 | |
3/// | circa 10–12, goede zevenkaart+ | |
3SA/4/ | als in eerste/tweede hand | |
4/ | om te spelen (niet preëmptief) | vrijwel altijd pas |
4SA/5/ | als in eerste/tweede hand |
Dichte en semidichte kleuren, samen genoemd: zelfsteunende kleuren, zijn kleuren die als troefkleur geen troefsteun nodig hebben, zelfs in een slemcontract:
Zo is bijvoorbeeld met AKQ-7e tegenover een lage singleton de kans op geen verliezer 68%; dat is ongeveer het minimum voor een dichte kleur. Tegenover een renonce is die kans 36%; zelfs dan zijn we nog niet kansloos. KQJ-7e biedt ongeveer dezelfde kansen op één verliezer tegenover een lage singleton dan wel een renonce; dat is ongeveer het minimum voor een semidichte kleur.
Als praktisch criterium mag gelden dat we:
Aangeven van een zelfsteunende kleur stelt die kleur vast als troefkleur. Dat is juist het doel: de kleur tijdig als troefkleur te kunnen vaststellen, zonder haar eindeloos te hoeven herhalen tegenover inspanningen van partner om andere speelsoorten voor te stellen.
Na aangeven van een zelfsteunende kleur zijn volgende kleurbiedingen als regel cue-bids, in elk geval niet meer bedoeld om een andere troefkleur voor te stellen. Wel blijft het na aangeven van een dichte kleur mogelijk te spelen in SA.
De volgende tabel geeft een overzicht van kleuren die minimaal dan wel net niet als dicht of semidicht mogen gelden:
Lengte | Dicht | Niet dicht | Semidicht | Niet semidicht |
6 | AKQJxx | AKQxxx | KQJ10xx AQJ10xx AKJ10xx |
KQJxxx AQJxxx AKJxxx |
7 | AKQ-7e | AKJ-7e | KQJ-7e AQJ-7e AKJ-7e |
AK-7e |
8 | AKQ-8e | AKJ-8e | AK-8e | AQ-8e |
9 | AK-9e | AQJ-9e | AQ-9e | A-9e |
Het principe van fast arrival houdt in: hoe sneller een kleurcontract ‒ in het bijzonder een manchecontract ‒ bereikt wordt, des te relatief zwakker is de hand die het biedt.
Meer in concreto: als we met een fit in een kleur naar een manchebod springen, terwijl een lager bod in die kleur (of een ander bod dat daarin een fit toont) forcing zou zijn, dan geeft dat manchebod aan dat we beslist geen sleminteresse hebben. Een ‘onnodig langzamer’ biedverloop wijst dan als regel op sleminteresse of op zijn minst op de mogelijkheid van slem.
West 1 2 |
Oost 2 ? |
Bieding | Betekenis |
3 | slempoging | ||
4 | fast arrival: geen sleminteresse |
Zie hier het volledige paradigma waaraan dit voorbeeld is ontleend.
In sommige gevallen waarin partner nog ongelimiteerd is, geeft een fast arrival-bod niet zozeer een minimum aan als wel een heel specifieke kaart, het zogeheten ‘picture bid’.
Het principe van fast arrival geldt alleen in een kleur, niet in SA. Een ‘onnodige’ sprong naar 3SA toont altijd overwaarde, ook in een mancheforcing situatie.
Bergen, 1986 ter (sprong naar 3SA altijd overwaarde)
Copyright © 2000–2019 Rosalind Hengeveld. |